Vandaag ( 21 januari 2025)
Dinsdag in week 2 door het jaarUit de brief aan de Hebreeën 6,10-20.
Broeders en zusters, God is niet zo onrechtvaardig dat Hij vergeet wat u hebt gedaan,
hoeveel liefde u aan zijn naam hebt betoond door sinds jaar en dag steun te verlenen aan de gelovigen.
Het is onze vurige wens dat ieder van u tot het einde toe dezelfde ijver aan de dag blijft leggen, totdat alles waarop wij hopen verwezenlijkt zal zijn,
en dat u niet achterblijft, maar in het spoor treedt van hen die dankzij hun standvastig geloof ontvangen hebben wat hun beloofd was.
Toen God aan Abraham zijn belofte deed, kon Hij bij niemand zweren die hoger was dan hijzelf, en dus zwoer Hij bij zichzelf:
‘Ik zal je rijkelijk zegenen en je talloze nakomelingen geven.’
zo heeft Abraham, dankzij zijn standvastig vertrouwen, gekregen wat hem beloofd was.
Mensen zweren altijd bij iemand die hoger is dan zijzelf, en met hun eed bekrachtigen ze de waarheid en beëindigen ze elke twist.
Toen God de erfgenamen van de belofte ervan wilde doordringen hoe vast zijn voornemen was, stelde Hij zich op dezelfde manier met een eed garant.
Met deze twee onomkeerbare daden – die uitsluiten dat God liegt – heeft Hij ons krachtig moed in willen spreken.
Onze toevlucht is het vast te houden aan de hoop op wat voor ons in het verschiet ligt.
Die hoop is als een betrouwbaar en zeker anker voor onze ziel, en gaat ons voor tot voorbij het voorhangsel,
waar Jezus als voorloper al is binnengegaan, ten behoeve van ons: Hij is hogepriester voor eeuwig, zoals ook Melchisedek dat was.
Psalmen 111(110),1-2.4-5.9.10c.
De Heer wil ik danken uit heel mijn hart,
te midden der vromen, voor heel de gemeente.
Geweldig is alles wat Hij verricht,
de aandacht boeiend van elk die het nagaat.
Wonderen deed Hij om nooit te vergeten,
minzaam en liefdevol toont zich te Heer.
Voedsel geeft Hij aan die Hem vereren,
altijd herinnert Hij zich zijn verbond.
Hij heeft zijn volk verlossing gebracht,
voor eeuwig met hen zijn verbond gesloten;
heilig en hooggeëerd is zijn Naam,
in eeuwigheid moet men Hem loven.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 2,23-28.
Eens ging Jezus op een sabbat door de korenvelden en zijn leerlingen begonnen onder het gaan aren te plukken.
De Farizeeën zeiden tot Hem: 'Waarom doen ze op sabbat iets wat niet geoorloofd is?'
Hij gaf hun ten antwoord: 'Hebt gij nooit gelezen wat David deed,
toen hij gebrek had en hij en zijn metgezellen honger kregen?
Hoe hij onder de hogepriester Abjatar het huis van God binnenging en van de toonbroden at,
die alleen de priesters mogen eten, en hoe hij er ook van gaf aan zijn metgezellen?'
En Hij voegde er aan toe: 'De sabbat is gemaakt om de mens, maar niet de mens om de sabbat.
De Mensenzoon is dus Heer ook van de sabbat.'